Het Noorderplantsoen |
De HBS die ik bezoek, ligt in de binnenstad vlakbij het Noorder plantsoen, dat wordt geflankeerd door de resten van een oude stadsmuur voornamelijk bestaand uit een lichaam van aarde, waar je halverwege via een trap kan afdalen en dan loop je recht de Grote Rozenstraat in.
Als het hard heeft gevroren is dat de plek waar we op af stevenen om de vijvers te bereiken in het plantsoen en dan is het feest.
Massaal wordt er over het ijs gelopen met zo’n honderd man naast elkaar heen en terug.
Op het laatst gaat het ijs onder de druk helemaal om hoog staan en het geluid dat het lopen vrijmaakt is imponerend.
Op die momenten bewijst het ijs zijn taaiheid, wel buigen, maar barsten, ho maar.
Het zal ook talloze natte pakken opleveren.
Zo bestaan in die tijd de pauzes uit een constante uitdaging van het ijs dat geen krimp geeft.
Dus kan het gebeuren, dat iemand die een plekje achteraf zoekt onder de bomen aan de vijverkant verrast wordt door inzakkend ijs.
Het gebeurt mij, omdat ik een zwakke plek in het ijs vindt, zonder erop verdacht te zijn.
Van het ene moment op het andere verdwijn ik door het ijs naar de diepte.
Hoe diep het daar is, of ik er kan staan of moet zwemmen, ik heb geen idee.
En iemand vertelt later dat de radeloosheid me van het gezicht te lezen is.
Tussen de schotsen slaag ik erin wild om mij heen grijpend de kant te bereiken en ik weet niet meer of ik vaste grond onder de voeten heb gevoeld.
Zeiknat sta ik aan de kant en er roept iemand:
‘Naar huis voor droge kleren!’
Dan moet ik wel een kilometer of vier fietsen, schat ik door de stad en het vriest nog steeds overdag.
Enfin de fiets gepakt en naar huis.
Het gebeurt mij, omdat ik een zwakke plek in het ijs vindt, zonder erop verdacht te zijn.
Van het ene moment op het andere verdwijn ik door het ijs naar de diepte.
Hoe diep het daar is, of ik er kan staan of moet zwemmen, ik heb geen idee.
En iemand vertelt later dat de radeloosheid me van het gezicht te lezen is.
Tussen de schotsen slaag ik erin wild om mij heen grijpend de kant te bereiken en ik weet niet meer of ik vaste grond onder de voeten heb gevoeld.
Zeiknat sta ik aan de kant en er roept iemand:
‘Naar huis voor droge kleren!’
Dan moet ik wel een kilometer of vier fietsen, schat ik door de stad en het vriest nog steeds overdag.
Enfin de fiets gepakt en naar huis.
Droog in de kleren al rillen is er overleg thuis.
Ik heb nog een les, ironisch genoeg een gymnastiekles.
Voorlopig heb ik genoeg gymnastiek gedaan.
Ik mag thuis blijven en mijn vader zal een briefje schrijven.
Dat briefje blijkt achteraf mijn redding te zijn.
De straffen voor spijbelen of anderszins wegblijven bij de les zijn niet mals.
Het kost je gauw een middag en dan heb ik het over beginnen om 13.00 uur en stoppen om 17.00.
Ik heb nog een les, ironisch genoeg een gymnastiekles.
Voorlopig heb ik genoeg gymnastiek gedaan.
Ik mag thuis blijven en mijn vader zal een briefje schrijven.
Dat briefje blijkt achteraf mijn redding te zijn.
De straffen voor spijbelen of anderszins wegblijven bij de les zijn niet mals.
Het kost je gauw een middag en dan heb ik het over beginnen om 13.00 uur en stoppen om 17.00.
Zo geschiedt.
Ik moet me melden op een vrije middag bij de heer Ter Veen en ik mag overschrijven het zeer lijvige gedicht Het Haantje van de Toren van de Genestet.
We zetten ons allen aan het schrijven, ook de lotgenoten van die middag die het belachelijk vinden dat mij in mijn situatie met mijn verhaal, dit wordt aangedaan.
En zie er blijkt genade te bestaan.
De heer Meijer onderdirecteur en zelf gymnastiekleraar komt binnen en spreekt mij aan over het gebeurde.
Er is een brede glimlach op zijn gelaat als hij vertelt het briefje van mijn vader te hebben gelezen.
Hij leest het hardop voor:
Ik moet me melden op een vrije middag bij de heer Ter Veen en ik mag overschrijven het zeer lijvige gedicht Het Haantje van de Toren van de Genestet.
A. TER VEEN concierge |
We zetten ons allen aan het schrijven, ook de lotgenoten van die middag die het belachelijk vinden dat mij in mijn situatie met mijn verhaal, dit wordt aangedaan.
En zie er blijkt genade te bestaan.
De heer Meijer onderdirecteur en zelf gymnastiekleraar komt binnen en spreekt mij aan over het gebeurde.
Er is een brede glimlach op zijn gelaat als hij vertelt het briefje van mijn vader te hebben gelezen.
Hij leest het hardop voor:
“Jan Thijs
zakte door het ijs.
We hebben hem thuisgehouden
anders werd hij verkouden”.
Voorwaar een prachtige brief die van elke bestraffer van mijn vergrijp een monster zou maken die voor eeuwig het mikpunt van bespottingen zou zijn.
Alle straf gegeven voor dit vergrijp zou hem melaats maken en men zou in een wijde boog passeren en geringschattend op hem neerkijken.
De heer Meijer erkent de verlammende werking die het gedicht heeft op hem die de opgelegde straf moet rechtvaardigen.
Als beloning voor het schrijven mag ik vertrekken de vrijheid tegemoet.
Ik ben net vertwijfeld begonnen aan de laatste opdracht van Ter Veen:
Het leren uit het hoofd van enige verzen van het gedicht, die ik later op de middag op moet zeggen.
Barbaarse straffen, maar gelukkig, ik mag gaan en zelden heb ik zo zelden mijn vrijheid gewaardeerd en de schrijfkunst van mijn vader.
Alle straf gegeven voor dit vergrijp zou hem melaats maken en men zou in een wijde boog passeren en geringschattend op hem neerkijken.
T. MEIJER Onderdirecteur en gymnastiekleraar |
Als beloning voor het schrijven mag ik vertrekken de vrijheid tegemoet.
Ik ben net vertwijfeld begonnen aan de laatste opdracht van Ter Veen:
Het leren uit het hoofd van enige verzen van het gedicht, die ik later op de middag op moet zeggen.
Barbaarse straffen, maar gelukkig, ik mag gaan en zelden heb ik zo zelden mijn vrijheid gewaardeerd en de schrijfkunst van mijn vader.
Toen de eerste CHBS bezocht was ik tussen 12 en 18 jaar.
Gerekend van mijn geboortejaar 1944 in Sneek was ik blijkbaar tussen 1952 en 1958 als leerling van de eerste CHBS.
Deze foto dateert uit 1972
Noorderplantsoen
1972
Met z’n allen het ijs laten golven en in schotsen breken.
En dan wakkie lopen.
Reacties
Een reactie posten